Na de sluiting van de synode zijn er veel vragen gesteld over de bijzondere situatie waar we ons in bevinden. Naast de initiatieven vanuit Dordrecht-Zuid en Rijnsburg, klinken er ook geluiden om classes vervroegd bijeen te roepen. Hoe moeten we dit zien? Het is goed om de stand van zaken in vraag en antwoordvorm op een rij te zetten.
1. Wat is er bij de sluiting van de generale synode eigenlijk gebeurd?
Normaal gesproken sluit de synode als alle agendapunten zijn behandeld. Deze synode had als grote vraag hoe er een weg uit de impasse gevonden kon worden. Na de vele besprekingen van dit punt ‘toekomst kerkverband’ bleek er geen enkel plan op voldoende draagvlak te kunnen rekenen. Er is geen gezamenlijke uitweg meer. Daardoor kon er ook niet meer zinvol over andere zaken gesproken worden.
Op 28 maart besloot de synode om zonder verdere bespreking in juni 2025 te gaan sluiten als er niet een terugkeer zou komen van kerken die afwijken. Toen de synode op 3 juni weer bijeenkwam moest geconcludeerd worden dat er geen enkele kerk was teruggekeerd. De synode besloot daarom te gaan sluiten, na afhandeling van een aantal praktische zaken.
Bij deze sluiting zijn twee belangrijke dingen uitgesproken:
- De synode erkent ‘dat de synode niet aan haar opdracht naar art. 30 K.O. heeft kunnen voldoen en daarom haar verantwoordelijkheid teruggeeft aan de plaatselijke kerken’.
- Er wordt geen roepende kerk aangewezen (die een volgende synode bijeen ‘roept’).
Waarom is dit zo belangrijk? In artikel 30 is geregeld dat er meerdere vergaderingen zijn (classis, particuliere synode, generale synode) om besluiten te nemen over de gezamenlijke zaken van de 181 kerken. De synode heeft erkend dat ze dat niet meer voor alle kerken samen kon doen, en daarom de verantwoordelijkheid teruglegt bij de plaatselijke kerken. En omdat er geen ‘roepende kerk’ is aangewezen, komt er ook geen volgende synode om dat alsnog te doen. Wat normaal de synode deed, ligt nu weer bij de plaatselijke kerk.
Dat betekent dat de bodem onder de meerdere vergaderingen (classis, particuliere synode, generale synode) is weggevallen. Hoe het verder moet, is aan de plaatselijke kerken.
2. Wat is de status van de kerkelijke besluiten?
Uit de bespreking op de generale synode is duidelijk geworden dat artikel 31 van de kerkorde niet meer functioneert. In dit artikel staat dat besluiten voor ‘vast en bondig’ gehouden moeten worden, maar dat gebeurt helaas niet meer. Omdat ook het appel-recht feitelijk niet werkt, is er geen rechtsbescherming meer in de kerken. Elke kerk is na sluiting van de synode op zichzelf aangewezen. Het als kerk je houden aan synodebesluiten is daarmee een geen vanzelfsprekendheid meer, maar een optie geworden.
Een afgevaardigde gaf er een voorbeeld van: als een kerkenraad vindt dat de gezamenlijke kosten van het kerkverband te hoog is en zelf besluit om nog maar de helft te betalen… dan is er geen enkele manier waarop die kerkenraad tot de orde geroepen zou kunnen worden. De besluiten en de meerdere vergaderingen zijn van hun kracht beroofd.
3. Bestaat het kerkverband nog?
Er zijn nog steeds 181 christelijke gereformeerde kerken, maar de synodale kant van het kerkstelsel functioneert niet meer. De enige kerkelijke vergadering die er nog is, is de kerkenraad. Vergaderingen waar meer kerken samenkomen, nemen geldige besluiten voor die kerken welke deze besluiten voor ‘vast en bondig’ achten. Deze besluiten kunnen niet als vanzelfsprekend bindend geacht worden voor de andere kerken. De gewone meerdere vergaderingen (classis, particuliere synode, generale synode) kunnen niet meer wettig samenkomen, omdat dat de kerkordelijke basis (artikel 30 en 31 KO) krachteloos is geworden en niet meer functioneert.
Het oud-moderamen (deputaten vertegenwoordiging) schreef daarover: ‘die situatie is hoogst onzeker. Het is aan de plaatselijke gemeenten om te bepalen hoe zij zich willen vergaderen’. En: ‘de vergaderstructuur van het kerkverband blijkt vast te lopen. Omdat de artikelen 30 en 31 van onze kerkorde niet meer functioneren, is het aan de plaatselijke kerken om te bepalen hoe zij zich tot de huidige situatie verhouden. Willen zij zich opnieuw in synodaal verband vergaderen? Hoe dan? En met welke andere gemeenten dan? Die gewichtige vragen liggen nu op de tafel van de plaatselijke kerken.’
4. Onze classis wordt bijeengeroepen, moeten we daar dan nog wel heen?
Omdat de basis onder de meerdere vergaderingen is weggevallen, is de hoofdlijn dat de classis niet meer legitiem bijeen kan komen om besluiten te nemen voor het geheel van het (voormalige) ressort. Het is dus niet verstandig om op dit moment daaraan deel te nemen. Wie dat wel doet, geeft opnieuw legitimiteit aan deze classis. Het is om die reden ook af te raden om een schrijven te richten aan een roepende kerk of vaste classis-scriba. Feitelijk zijn al deze regelingen vervallen. Als een (voormalige) classis toch samenkomt en u wilt laten weten dat u daar niet zult komen en dat u de legitimiteit van deze vergadering betwist, laat het dan aan alle kerken in de (voormalige) classis weten. En let op: stel geen appel in tegen genomen besluiten, want ook daarmee geeft u achteraf legitimiteit aan deze vergadering.
5. Maar hoe moet het dan met bijvoorbeeld emeritering, overkomst en vertrek van predikanten na een beroep en classisexamens voor kandidaten?
Dat is een terechte vraag! Daar is juist een goed functionerend kerkverband voor nodig, zodat het gemeentelijke leven in de plaatselijke kerken voortgang heeft. Er zal in alle genoemde situaties een regeling moeten worden getroffen. Dat kan via een ‘classis contracta’ (ook al is het geen ‘wettige’ classis meer). Deze vergadering doet dan namens de genabuurde gemeenten wat een classis anders zou hebben gedaan.
Als er toch een bijeenkomst van kerken wordt belegd en u wilt daar toch aan bijdragen om specifieke redenen, dan is het zaak om zonder lastbrief te komen óf in de lastbrief het mandaat van de afgevaardigden strikt te beperken. Het is dan wijs om de lastbrief zo aan te passen en aan te vullen dat duidelijk is dat de afgevaardigden alleen gezonden zijn om besluiten te nemen die strikt noodzakelijk zijn voor emeritering, beroepingswerk en examens. Ook is het raadzaam om in de lastbrief op te nemen dat alle andere besluiten op voorhand niet worden erkend en dat deze door de kerkenraad niet voor vast en bondig zullen houden.
Wij schatten in dat deze noodgreep slechts in enkele gevallen nodig zal zijn. Deze overgangssituatie kan slechts tijdelijk van aard zijn. Daarom is het van belang dat er spoedig wegen gezocht worden om tot een hernieuwd geordend kerkelijk samenleven te komen. Dat kan alleen met kerken die christelijk-gereformeerd willen blijven op grond van Schrift en belijdenis, en in gebondenheid aan de kerkorde en geldende synodale besluiten.
6. Maar onze classis heeft nu juist de laatste keren gesproken over een tucht- of appelzaak. Dan moet die zaak toch voortgang hebben?
Zo’n situatie is inderdaad zeer pijnlijk voor alle betrokkenen. Maar wie schiet er wat mee op als je nu een soort classisvergadering gaat houden en iemand zou vervolgens een gang naar de burgerlijke rechter maken? Dan zal het de grote vraag zijn of er wettige besluiten zijn genomen. Het is dus vragen om problemen. Er zou in theorie een besluit genomen kunnen worden als alle betrokkenen zich daar dan ook vooraf aan zeggen te committeren. Hoe verdrietig dus ook, de beste weg is toch om deze zaken nu aan te houden totdat er weer een wettige en bevoegde vergadering is. Op dit moment is het namelijk niet meer mogelijk om bij een meerdere vergadering in appel te gaan tegen een genomen besluit.
7. En hoe zit het dan met deputaatschappen?
In de huidige situatie zou je de status van deputaatschappen kunnen vergelijken met het kabinet dat is gevallen. Het kabinet is ‘demissionair’ maar voert wel het lopende werk uit. De deputaatschappen die er zijn, ‘passen op de winkel’ en zorgen dat de projecten en het werk dat in uitvoering is voorlopig door kan gaan. Denk aan medewerkers op het kerkelijk bureau in Veenendaal, zendingswerkers, diaconale projecten, etc. Deze deputaatschappen kunnen verder werken met de opgedragen instructie en hebben daarvoor financieel ook de ruimte gekregen. De begrotingen van deze deputaatschappen is vastgesteld tot en met het jaar 2027.
8. Moeten we de afdracht aan de landelijke kerkelijke kassen nog betalen?
Ja. Al is het zo dat de binding aan de besluiten (naar artikel 31 KO) in de lucht is komen te hangen. Tegelijk hebben we als kerken gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor projecten ver weg en dichtbij. Het is waar dat de kerken niet meer samen verder zullen gaan. Dan zal het ook moeten komen tot ontvlechting van zending, diaconale projecten etc. Maar dat mogen we niet zomaar uit onze handen laten vallen. Overigens is het goed om te weten dat de twee zaken die als eerste worden genoemd, namelijk de emeritikas en de Theologische Universiteit Apeldoorn, in feite het gemakkelijkst zijn. De emeritikas is uiteindelijk een rekensom van een ereschuld die prima in de komende decennia verrekend kan worden door de kerken waaraan de emeriti-predikanten verbonden blijven. Onze school in Apeldoorn staat bestuurlijk inmiddels helemaal op zichzelf. Wat wel geregeld moet worden is het toezicht op het onderwijs en de toelating en begeleiding van de admissiale studenten. Dat zal opnieuw vorm moeten worden gegeven.
9. Wat kunnen we verwachten van het initiatief van de kerk van Dordrecht-Zuid?
De kerkenraad van Dordrecht-Zuid heeft besloten om zelf een roepende kerk voor een volgende synode aan te wijzen (Hoogeveen) en alle andere kerken gevraagd om dat ook te doen. Dordrecht-Zuid meent dat als meer dan de helft van de kerken dat ondersteunt, dat het dan geldig is voor alle kerken. Het is goed mogelijk dat een grote groep kerkenraden zich achter dit initiatief schaart omdat het een oplossing lijkt te bieden. Echter, het is het omgekeerde van wat de synode besloot (namelijk: geen roepende kerk aanwijzen).
Het is niet zo dat Dordt-Zuid dit niet mag doen. De synode heeft immers uitgesproken dat het de verantwoordelijkheid teruglegt bij de plaatselijke kerken. Elke plaatselijke kerk kan dus (voor zichzelf) een roepende kerk aanwijzen. Dat geldt dan alleen voor die kerk zelf en de kerken die dat steunen. Het is dus niet zo dat als de helft van de kerken het initiatief steunt, dat het dan voor alle kerken geldt. De kerken die dit initiatief steunen hebben dus alleen voor deze groep een roepende kerk aangewezen. Omdat andere kerken dit initiatief niet steunen leidt het in de praktijk dus tot een cluster of groep van een aantal christelijke-gereformeerde kerken.
10. Waarom steunt CG Beraad de oproep van Rijnsburg?
Wanneer wij christelijk-gereformeerd willen blijven, zal dat alleen kunnen op de grondslag van de Schrift en de belijdenis, en daarom ook in naleving van de kerkorde en de synodale besluiten. Deze hiervoor genoemde vierslag heeft altijd gegolden in de christelijke gereformeerde kerken. Rijnsburg doet daarom niets nieuws en voert geen extra criterium in. Omdat de generale synode de verantwoordelijkheid heeft teruggelegd bij de plaatselijke kerken is de oproep van Rijnsburg legitiem. De oproep van Rijnsburg ligt helemaal in de lijn die we steeds hebben voorgestaan en verdient alle steun.
11. Maar moeten we niet rustig de tijd nemen om alles eerst even te laten bezinken?
Dat klinkt sympathiek. Omwille van een blijvend geordend kerkelijk leven moeten we de hand aan de ploeg slaan. Dat is niet overhaast, maar in ieders belang. Een kerkenraad kan immers nu ingrijpende besluiten nemen zonder dat iemand recht kan halen bij een meerdere vergadering. Dat kan niet lange tijd zo voortduren. Daarom is de huidige situatie zo ernstig. En laat het daarbij ook nu ons aller gebed zijn dat er bij ons geen enkele zelfgenoegzaamheid wordt gevonden. Er is alle reden om ons voor God te verootmoedigen met het gebed: ”Heere, maak ons Uw wegen bekend, leer ons Uw paden.”