Inleiding 

De generale synode heeft in april 2022 besloten om de bijzondere ambten niet open te stellen voor vrouwen. In dit overzicht vindt u letterlijke citaten uit het onderliggende meerderheidsrapport en de synode-uitspraak. De citaten zijn gegroepeerd op thema, om zo het gesprek op de classis te bevorderen. 

Het hele rapport, inclusief de opvatting van de minderheid van de synodecommissie, is hier te lezen. In het tweede besluitenboekje van de generale synode van 2019-2022 staat de definitieve besluittekst, inclusief de overweging. Het is hier te lezen, bladzijde 9-15. De nummering tussen haakjes verwijst naar de paginanummers van het rapport, of de besluitteksten uit het besluitenboekje. 

Belangrijke elementen uit het meerderheidsrapport en de GS-uitspraak 

Onderstaande citaten kunnen als meegenomen worden bij het gesprek op de classis. Het is niet zo dat de classis, of plaatselijke gemeenten een zelfstandige beslissing moeten nemen over het al dan niet aanvaarden van de besluiten van de GS. Deze moeten naar artikel 31 van de kerkorde voor vast en bondig worden gehouden, behoudens het recht van appel. Revisie kan alleen ingesteld worden als er nieuwe elementen worden aangereikt, die niet bekend waren bij de leden van de generale synode toen het synodebesluit werd genomen. 

 2.1 Rapport vrouw in ambt over: Schriftgezag 

Zeker als de kerken besluiten namen met een beroep op Schrift en belijdenis, is het niet alleen kerkrechtelijk onjuist en in strijd met de belofte bij de ambtsaanvaarding om plaatselijk aan deze besluiten voorbij te gaan, maar ook ernstig schadelijk voor het onderlinge vertrouwen. 

Wanneer kerkenraden landelijke besluiten terzijde stellen, komt ook ons gezamenlijk lezen van de Schrift in het geding. Het wordt dan vrijwel onmogelijk om kerkelijk samen te leven en samen besluiten te nemen. (8.04/196) 

Het kan niet op voorhand gesteld worden dat het gezag van de Schrift hier in het geding is. Het gaat bij dit onderwerp echter wel over de omgang met de Schrift, hoe we de Schriften lezen. (8.04/204 

Dat de thematiek ‘vrouw en ambt’ zodanig de omgang met en mogelijk het gezag van de Schrift raakt, alsook de wijze waarop wij samen met de Schriften omgaan en de wijze waarop wij samen kerk zijn, dat het van principieel gewicht is dat wij over dit onderwerp als kerken samen besluiten. (besluittekst B, besluit 6) 

 2.2 Rapport vrouw in ambt over: Hermeneutiek 

Door meerdere kerken is erop gewezen dat, wanneer de vrouw in het ambt wordt toegelaten, de deur wordt geopend naar afwijkingen op het gebied van huwelijk, seksualiteit en gender. Dat dat niet ondenkbaar is, laat de ontwikkeling in de voormalige Gereformeerde Kerken in Nederland zien. Welke rol speelt onze eigen cultuur bij de hermeneutiek? Het voert te ver om hier een uitvoerig exposé te geven over de stand van zaken in het huidige debat over hermeneutiek. Onmiskenbaar is dat in de hedendaagse hermeneutiek veel meer dan vroeger een plaats wordt ingeruimd voor de huidige 2 

cultuur. Deze dreigt een zodanig gewicht te krijgen dat het eigen spreken van de Schrift onvoldoende tot zijn recht komt. In het inhoudelijk deel van dit rapport zijn we daar uitgebreider op ingegaan (hoofdstuk 5). De kerken die ons waarschuwen voor een verkeerde koers op het punt van de hermeneutiek hebben hier zeker een punt. Een andere omgang met de Schrift zal ook bij andere onderwerpen doorwerken. (8.04/200-201) 

2.3 Rapport vrouw in ambt: conclusies meerderheidsrapport 

Dit onderwerp raakt zodanig de omgang met en mogelijk het gezag van de Schrift dat we over dit onderwerp als kerken samen moeten besluiten. De wijze waarop wij samen met de Schriften omgaan is voor het kerkelijk samenleven van een dusdanig belang dat het vraagt om een gezamenlijke weg. Voor ons kerkelijk samenleven is dit van principieel gewicht. (8.04/205) 

Dat de commissie het oordeel van de particuliere synode van het Oosten ‘dat op dit punt niet tot een eventueel legitiem verschillende opvatting binnen de gereformeerde hermeneutiek besloten kan worden zonder een inhoudelijke bezinning daarop en een gemeenschappelijk akkoord’ overneemt. (besluittekst B, overweging 3) 

Dat de argumentatie in de oorspronkelijke instructie van Gouda met betrekking tot ‘letter en geest’ in deze vorm niet valide is en het verzoek van de kerkenraad van Gouda om alle ambten voor vrouwen open te stellen, af te wijzen. (besluittekst B, besluit 1) 

Dat dit toegepast op de huidige ambtelijke structuur van de Christelijke Gereformeerde kerken betekent dat de ambten niet opengesteld kunnen worden voor vrouwen. (besluittekst B, besluit 5) 

Dat er in de Christelijke Gereformeerde Kerken geen plaats is voor een praktijk van vrouwelijke ambtsdragers, zolang de kerken daarvoor gezamenlijk op grond van de Schriften geen ruimte zien. (besluittekst B, besluit 7) 

Dat de synode van 1998 het toenmalige minderheidsrapport niet principieel veroordeeld heeft, maar wel degelijk heeft afgewezen en dat het daarin verwoorde standpunt geen kerkelijke legitimiteit heeft. (besluittekst C, oordeel 3) Uit te spreken dat kerkenraden geen beroep kunnen doen op een standpunt dat door de synode niet is overgenomen, om op die wijze een handelwijze te legitimeren. (besluittekst C, besluit 1) 

2.4 Rapport vrouw in ambt over: binding aan de belijdenis 

De opvatting dat het bevestigen van vrouwelijke ambtsdragers Schrift en belijdenis niet raakt, maar alleen een kerkelijke regeling is, lijkt ons eveneens onjuist. Deze opvatting past niet bij wat de kerken eerder hebben uitgesproken. Daarbij is onder andere gezegd dat de zaken die hier aan de orde zijn ‘wezenlijk zijn voor een kerk die staat op de basis van Schrift en belijdenis.’ Het is mogelijk dat een kerkenraad deze duiding niet deelt, maar het feit dat de kerken zich zo hebben uitgesproken en dat dit onderwerp zo uitvoerig behandeld en verantwoord is (in de CGK, maar op andere wijze ook in de NGK en GKv), maken wel duidelijk dat het hier niet slechts om een kerkelijke regeling gaat. Naar de overtuiging van de kerken is dit onderwerp wel degelijk nauw verbonden met Schrift en belijdenis. (8.04/202) 

2.5 Rapport vrouw in ambt over: onderling vertrouwen 

Het is een principieel probleem als kerken door hun handelen hun trouw en vertrouwen opzeggen. Daarmee wordt het samen luisteren naar de Schriften afgebroken; de bereidheid om samen die weg te gaan lijkt te ontbreken. Maar wanneer kerkenraden andere wegen gaan op een punt waarover de kerken zich met beroep op de Schrift hebben uitgesproken, met terzijdestelling van hun belofte bij ambtsaanvaarding en van kerkelijke uitspraken op appels, dan is het moeilijk geworden om als kerken samen verder te gaan. (8.04/204) 

Dat zowel een oplossing waarbij gemeenten zich zouden verwijderen uit het kerkverband als een oplossing waarbij we elkaar meer en meer loslaten op punten die naar de overtuiging van de kerken principieel liggen, neerkomen op het aanvaarden van geestelijke verwijdering en het relativeren van de gezamenlijke belijdenis en daarom geen werkelijke oplossing zijn. (besluittekst A, oordeel 6) 

Dat de huidige situatie een indringend geestelijk gesprek noodzakelijk maakt over datgene wat de commissie kerk-zijn op tafel heeft gelegd. (besluittekst A, oordeel 7) 

2.6 Rapport vrouw in ambt over: schending van het appelrecht 

Dat past niet bij een geestelijke visie op orde en recht, en levert bovendien fundamentele problemen op voor het functioneren van de kerk. Wanneer een kerkenraad toegekende appels naast zich neerlegt, ondergraaft dat de hele kerkelijke appelregeling. 

Wanneer een kerkenraad appels negeert, schendt hij daarmee de rechten van gemeenteleden. (8.04/197) 

2.7 Rapport vrouw in ambt over: kerk-zijn en artikel 31 KO 

Wanneer de kerken op grond van de Schriften geen ruimte zien om alle ambten voor vrouwen open te stellen (zie het inhoudelijk deel van dit rapport) en de kerken het gezamenlijk als principieel duiden dat we inzake een onderwerp dat zodanig de omgang met en mogelijk het gezag van de Schrift raakt als kerken samen moeten besluiten (zie hoofdstuk 12), dan is het onmogelijk dat plaatselijke kerken op dit punt een eigen koers varen. 

De commissie kerk-zijn heeft deze weg getypeerd als een opzeggen van het vertrouwen in de wijze waarop we als kerken gezamenlijk de wil van de Heere zoeken. Een kerk maakt haar plaats in het kerkverband dan heel moeilijk, zo niet onmogelijk, omdat het principe dat kerken niet zelf een koers bepalen, maar aan elkaar gegeven zijn en gezamenlijk de weg van Christus zoeken in het geding is. 

Ten slotte is een dergelijke eigen koers strijdig met de belofte zich te voegen naar besluiten van meerdere vergaderingen. Deze dingen raken zozeer de gezamenlijke omgang met de Schrift en het samenleven als kerken dat de kerken een dergelijke eigen koers (inclusief het negeren van kerkelijke uitspraken op appels) niet kunnen laten bestaan, openlijk of de facto. De commissie kerk-zijn heeft daarbij ook gewezen op de juiste weg: ‘alle gemeenten voegen zich (van harte, vanuit onderling vertrouwen en verlangen eenheid gestalte te geven) naar de praktijk zoals de CGK die hebben vastgesteld, zowel samenwerkingsgemeenten als CGK’s die niet samenwerken of een samenwerkingsgemeente zijn. (8.04/214) 

Dat gemeenten die besluiten en uitspraken van meerdere vergaderingen naast zich neerleggen en tegelijk stellen dat ze van harte onderdeel willen blijven uitmaken van de Christelijke Gereformeerde Kerken iets onmogelijks uitspreken, dat dit gezien moet worden als het opzeggen van vertrouwen in de wijze waarop we als kerken gezamenlijk de wil van de Heere zoeken en als in strijd met de belofte zich te voegen naar besluiten van meerdere vergaderingen, en dat in een dergelijke situatie het onontkoombaar is om te spreken over zonde en de noodzaak van vermaning en bekering. (besluittekst A, oordeel 4) 

Dat het in een kerk met een presbyteriaal-synodaal stelsel van kerkregering van het grootste belang is dat de kerken zich houden aan dat wat in gezamenlijkheid is afgesproken, behoudens het recht van appel of revisie. (besluittekst A, besluit 3) 

Dat de kerken elkaar mogen aanspreken op wat volgens het ondertekeningsformulier voor ambtsdragers beloofd is. (besluittekst A, besluit 5) 

Uit te spreken dat een kerk haar plaats binnen het kerkverband heel moeilijk, zo niet onmogelijk maakt als zij zich niet voegt naar de beslissingen van meerdere vergaderingen op punten die door de kerken gezamenlijk als principieel geduid worden. (besluittekst C, oordeel 1 en 2) 

2.8 Rapport vrouw in ambt over: de noodzaak van vermaning 

Hoe de kerken hebben te handelen wanneer gemeenten die een eigen weg zijn gegaan daarin ondanks vermaan volharden. In deze situatie is het onontkoombaar ‘om te spreken over zonde en de noodzaak van vermaning en bekering. Juist als er sprake is van zonde, zal er een oproep tot omkeer moeten klinken; bij volharding op de ingeslagen weg kunnen de kerken echter niet stilzwijgend berusten. Deputaten KO/KR hebben aangegeven dat de aangewezen weg dan schorsing en afzetting van een kerkenraad is volgens artt. 79-80 K.O. Ambtsdragers die een openbare grove zonde begaan, kunnen de gemeente niet langer geestelijk leidinggeven. Deputaten KO/KR wijzen in dit verband op scheurmaking: ‘daarvan kan sprake zijn wanneer langdurig kerkelijke vermaningen vanwege het niet conformeren aan een kerkelijk besluit van dergelijk gewicht naast zich neer worden gelegd’. (8.04/214) 

Daarom omwille van de eenheid in het kerkverband een dringend appel te doen op de kerken (ook samenwerkings-gemeenten) zich te houden aan de synodale besluiten en bij ongevoeligheid hiervoor of voortgaand afwijken classicaal te vermanen. (besluittekst A, besluit 4) 

De classes op te roepen conform art. 44 K.O. geduldig en in liefde het gesprek aan te gaan en vermaan (vanwege zonde tegen ten diepste de liefde) toe te passen als kerken op het gebied van ‘vrouw en ambt’ eigen wegen gaan. (besluittekst C, besluit 3) 

2.9 Rapport vrouw in ambt over: de vorm van vermaning 

De classis zal het gesprek moeten aangaan met een kerkenraad die ertoe is overgegaan of ertoe over wil gaan om zusters te bevestigen in het ambt. Dat gesprek kan gevoerd worden op een classisvergadering, maar wellicht beter op een kerkvisitatie, omdat er dan meer ruimte is en bovendien met de hele kerkenraad gesproken wordt. 

Het is goed denkbaar dat de classis in zo’n situatie een buitengewone kerkvisitatie laat houden of dat visitatoren een specifieke opdracht van de classis ontvangen. In het gesprek met de kerkenraad zullen de besluiten van de synoden van 1998, 2001 en 2020 inzake dit onderwerp leidend zijn. Het ligt voor de hand dat ook inhoudelijk wordt doorgesproken over de rapporten die de synode heeft aangenomen. Daarbij zal de classis duidelijk maken dat het hier gaat om een zaak die het verstaan van de Schrift raakt en waarover onze synode zich heeft uitgesproken met een beroep op de Schrift. 

Er kan daarom geen sprake van zijn dat een ander standpunt kerkelijk even legitiem is. Conformeert een kerkenraad zich desondanks niet aan de besluiten van de synode, dan zal broederlijk vermaan moeten worden toegepast. (8.04/211-212) 

2.10 Rapport vrouw in ambt over: het karakter van vermaning 

Het gesprek met een kerkenraad zal geduldig en grondig gevoerd moeten worden. Terecht noteren deputaten kerkorde en kerkrecht dat broederlijke vermaning geen haastklus is: ‘Vermaan werkt niet op het horloge, maar is uit op de welaangename tijd.’ Korte metten passen daarbij niet; het gesprek zal en mag tijd kosten. Dat maakt het gesprek niet vrijblijvend of minder dringend; een kerkenraad die besluit om vrouwelijke ambtsdragers te bevestigen weet immers dat hij tegen een uitspraak van de kerken ingaat en wat het kerkelijke gewicht ervan is. De classis zal de kerkenraad dan ook duidelijk maken wat de gevolgen zijn en welke verantwoordelijkheid hij neemt als hij op deze weg doorgaat. (8.04/212) 

In situaties waarin kerkenraden eigenmachtig handelen inzake vrouwelijke ambtsdragers, zal de classis daarover wel het gesprek aangaan en broederlijk vermaan toepassen, maar voor dit moment nog niet verder gaan. (8.04/290) 

2.11 Rapport vrouw in ambt over: de grens van vermaning 

In ons rapport zijn we ingegaan op de kerkelijke weg (hfd. 13). Die weg zou volgens deputaten kerkorde en kerkrecht bij voortgaand eigenmachtig handelen van kerkenraden uiteindelijk uitlopen op tucht over ambtsdragers naar art. 79-80 K.O. Bij nadere overweging is het naar onze overtuiging echter te vroeg om hierover nu al een besluit te nemen. Daarvoor zijn een paar redenen: 5 

– ruimte voor kerkelijk gesprek. Zoals we hierboven hebben beschreven, is gezamenlijk gesprek in de kerken nodig. Dat gesprek is gediend met een zekere rust, zonder (voortgaand) eigenmachtig handelen van kerkenraden én zonder direct dreigende kerkelijke gevolgen. (8.04/290) 

Uit te spreken dat kerkelijke eenheid zich nooit verdraagt met volhardend afwijken van kerkelijke besluiten, en dat deze laatste – op punten waar het gezamenlijk verstaan van de Schrift in het geding is – op zichzelf reden voor censuur over ambtsdragers is, en daarom omwille van de eenheid in het kerkverband een dringend appel te doen op de kerken (ook samenwerkingsgemeenten) zich te houden aan de synodale besluiten, het broederlijk samenleven te erkennen door moeiten met besluiten in de kerkelijke weg aan de orde te stellen, en bij ongevoeligheid hiervoor of voortgaand afwijken classicaal indringend te vermanen. (besluittekst C, besluit 4) 

2.12 Rapport vrouw in ambt over: tucht 

Wanneer het vermaan van de classis niet leidt tot verandering, dan zal de classis (met advies van deputaten naar art. 49 K.O.) de weg van schorsing en afzetting van de kerkenraad moeten gaan, overeenkomstig art. 79 en 80 K.O. Op grond van art. 30 K.O. doet de meerdere vergadering dan wat de mindere niet kan doen – een kerkenraad zal immers niet zichzelf afzetten. 

De reden voor schorsing en afzetting is dan (1) dat een kerkenraad zich niet wil conformeren aan wat op een principieel punt in gezamenlijkheid is uitgesproken en op dit punt een eigen weg gaat, waarmee het vertrouwen in de kerken wordt opgezegd en wordt gehandeld in strijd met de eigen belofte bij ambtsaanvaarding; (2) dat een kerkenraad ondanks vermaan volhardt in zijn eigen weg en daarmee de kerkelijke eenheid verbreekt. Dat moet worden getypeerd als scheurmaking. (8.04/212) 

Wanneer de classis komt tot schorsing en afzetting van een kerkenraad, komt de gemeente onder het kerkelijk bestuur van een classis, die een noodkerkenraad instelt en zo spoedig mogelijk probeert te komen tot een opleving van het gemeentelijk leven onder Gods zegen (zie art. 38-39 K.O.). Bij een samenwerkingsgemeente zal de schorsing en afzetting alleen betrekking hebben op het christelijk-gereformeerde deel van de kerkenraad. Er kan geen tucht worden uitgeoefend over ambtsdragers van een ander kerkverband. (8.04/212) 

Meer artikelen