1. De kerken die CG zijn en willen blijven op de tot hiertoe gevolgde manier dienen bij elkaar te blijven. Dit om principiële, historische, kerkrechtelijke en juridische redenen.

2. De rechtmatig genomen besluiten van de GS wordt aangevochten op onrechtmatige wijze. Sommige kerken hebben de rechtmatige wijze (appel, revisie) eerst gevolgd, andere hebben die moeite niet genomen.

3. De onrechtmatige wijze van bezwaar maken kan en mag niet gelegaliseerd worden. De precedentwerking die ervan uitgaat is ondermijnend voor een Bijbels-gereformeerd geordend kerkelijk leven en dus zonde.

4. Wie de orde verlaat of verbreekt, doet wanorde ontstaan. Wanorde kan niet worden weggenomen zonder terug te keren tot de aangenomen orde. De kerken die onrechtmatig bezwaar maakten plaatsen zichzelf buiten de aangenomen orde van de kerk.

5. De kerken die onrechtmatig handelen dienen bij te dragen aan het herstel van de orde en aan te geven hoe zij het voortbestaan van de klassieke CGK met een Bijbels-gereformeerd geordend kerkelijk leven willen waarborgen.

6. Zij kunnen zelf binnen het kerkverband blijven participeren door

a. Zich te conformeren

b. Zich tevreden te stellen met een aangepaste positie binnen het kerkverband (status aparte met verlies van stemrecht en appelrecht).

7. Wanneer zij niet kunnen participeren in de klassieke CGK dienen zij hun verantwoordelijkheid te nemen en zich afzonderlijk te organiseren in een federatief verband, dat in contact kan blijven staan met de CGK, om elkaar om die manier te blijven vasthouden, ondersteunen, informeren en stimuleren;

8 . De onderliggende oorzaak is het gebrek aan draagvlak bij een deel van de kerken. Dit gebrek aan draagvlak heeft te maken met de moeite die men ervaart om anno 2024 klassieke christelijke standpunten voor te staan in een snel veranderende samenleving onder invloed van een niet-christelijke tijdgeest. De klassieke standpunten stoten hen voor het hoofd die naar hun zeggen de Heere Jezus liefhebben, maar in de huidige geseculariseerde samenleving zich laten leiden door de in de samenleving gangbare opvattingen.

9. De kerk is weliswaar in de wereld, maar niet van de wereld. Wij dienen ons niet te schamen voor het vreemdelingschap.

10. Wanneer het bestaansrecht van de CGK anno 2024 niet meer met een goed geweten (d.w.z. voor Gods Aangezicht, met een beroep op de Schrift, de gereformeerde belijdenis en de gereformeerde orde voor de kerk) kan worden gehandhaafd, vervalt onze bestaansreden.

*

Op verzoek van het Christelijk Gereformeerd Beraad geef ik graag mijn gedachten weer inzake de impasse waarin ons kerkelijk leven de laatste jaren – en met name na de vorige synode- is terecht gekomen. Een impasse die zich manifesteert op verschillende manieren, o.a. doordat verschillende plaatselijke kerken zich niet gebonden achten aan de besluiten van de synode inzake het onderwerp ‘vrouw en ambt’. Zij achten de belangen van de plaatselijke gemeente zwaarder te wegen dan de loyaliteit aan het kerkverband. Ernstiger is het wanneer kerkelijke vergaderingen zoals een classis of particuliere synode zich niet gebonden achten aan de gemeenschappelijke lijn die we als kerken in gezamenlijk hebben gevonden. Hier gaat het dus om een meerdere kerkelijke vergadering die zich niet gebonden acht aan de uitspraken van een andere meerdere vergadering. Het klinkt al als een contradictio in terminis: een met zichzelf in tegenspraak zijnde praktijk. Ook hier breekt de manier stuk waarop we – bij alle verscheidenheid die er op plaatselijk vlak is en tot op zekere hoogte ook mag zijn– gezamenlijk kerk zijn bij een open Bijbel en voor Gods Aangezicht. Dit is inmiddels de stand van zaken in het merendeel van de classes binnen de CGK: ons kerkelijk leven is stukgebroken. Onherstelbaar?

De manier waarop we tot voor kort samen kerk konden zijn gaat  terug op Bijbelse principes, wortelt in reformatorische inzichten en heeft een verankering in de geschiedenis van onze kerken. Het heeft te maken met wat de reformator Martin Bucer de Via Media  (de gulden middenweg) noemde: tussen de hoge klerikale hiërarchische ambtsstructuur van de Rooms Katholieke kerk en de charismatische lage gemeentestructuur van de doperse richting, die geen bijzonder ambt kent en ook geen kerkverband, en alle nadruk legt op de plaatselijke kerk en het priesterschap van alle gelovigen.

Onze kerkelijke structuur heet presbyteriaal-synodaal. De presbyters (ouderlingen) regeren de plaatselijke gemeente, maar hoe zit het met de kerken in gezamenlijkheid? Hier komt de manier waarop wij als kerken zijn ‘georganiseerd’ aan de orde: onze manier van samen-kerk-zijn heeft alles te maken met de diepe belijdenis dat wij niet alleen als plaatselijke gemeente onder het Koningschap van Christus staan, maar ook samen. Daarom komen we samen niet in een vrijblijvende meeting, waarin we elkaar aanhoren en het beste wensen, maar in een synode als een kerkelijke (meerdere) vergadering die ten dienste van het geheel bindende besluiten kan nemen, gegrond op Gods Woord, de gereformeerde belijdenis en in harmonie met de gereformeerde orde voor de kerk (DKO). In het congregationalistisch stelsel is er maximale vrijheid voor de plaatselijke gemeente maar geen gezamenlijke vorm van kerk zijn. In feite vormt men hooguit een groep. Maar wij belijden dat je niet in je eentje kerk kunt zijn, dus ook niet als plaatselijke gemeente, maar dat je elkaar nodig hebt, juist in het samen zoeken naar de wil van Heere voor een Bijbels geordend kerkelijk leven.

Het frustreren van deze gezamenlijke manier van kerk is zeer ernstig en zo ingrijpend dat het de eenheid-in-verscheidenheid in gevaar brengt. Het wakkert trouwens – zowel in de ene als in de andere flank van het kerkelijke leven – het groepsdenken aan. Het groepsdenken is als zodanig op een andere manier een bedreiging voor het samen-kerk zijn. We dienen met schaamte te erkennen dat niemand hier vrijuit gaat en dat alle CGK’s samen debet zijn aan de polarisatie.

Dit laat onverlet dat deze klassieke manier om samen kerk te zijn nog steeds vitaliteit heeft en hoop biedt voor de toekomst. Daarom is het zo ernstig als dat wordt ondermijnd. Of moet ik het nog sterker zeggen? Heeft deze wijze van samen kerk zijn inmiddels opgehouden te bestaan? Is het nog wel mogelijk om terug te keren tot de gegeven orde? Die verwachting is er niet nu kerken geen gehoor geven aan de vermaning in deze richting en zelfs bepaalde classicale vergaderingen deze vermaning niet willen uitspreken. Het kerkelijk leven is bezig knarsend tot stilstand te komen (classes die niet meer verder kunnen). Daarmee lijkt het kerkverband van de CGK ten einde te zijn gekomen.

Mijn vraag is: is dat de bedoeling? Zijn de kerken die zich distantiëren van de gezamenlijkheid zich dit bewust dat zij de kerk des Heeren op het spel zetten? Hebben ze dit ervoor over?

Hun antwoord is: naar onze mening worden wij in niet-principiële zaken gebonden. Het onderhavige onderwerp is weliswaar belangrijk, maar niet zo principieel dat daar op plaatselijk vlak geen verscheidenheid in verdragen kan worden. Dit is een relevant gezichtspunt, dat serieus genomen dient te worden. Alleen… ook hier geldt weer dat een plaatselijke gemeente niet in zijn eentje kan beslissen of iets wel of niet principieel is, een hoofdzaak of een bijzaak. Dat doen we samen. En de kerken samen hebben aangegeven dat het hier niet om een middelmatige zaak gaat, die in de vrijheid van de kerken gegeven kan worden.  

Wie zegt: alleen datgene wat raakt aan de kern van het evangelie is van fundamenteel belang (zoals de schepping door God de Vader, de verzoening door voldoening en de opstanding van Christus, het werk van de Heilige Geest) en geef ons voor de rest de door ons gevraagde ruimte, die scheidt wat God heeft samengevoegd. De Kerk hoort namelijk ook tot de fundamentele geloofsartikelen. Wij belijden in de Twaalf Artikelen of Apostolische Geloofsbelijdenis niet alleen dat de schepping door de Vader, de verlossing door de Zoon en het werk van de Heilige Geest onlosmakelijk verbonden zijn met de artikelen over de kerk, de gemeenschap der heiligen en de toekomstige heerlijkheid, maar ook dat die laatste artikelen een direct uitvloeisel zijn van het werk van de Drie-enige God. Dus de kerk, en daarmee ook  het samen-kerk-zijn en de manier waarop we dat vorm geven is niet van ondergeschikt belang.

Nu kan men op vele manieren het kerk-zijn ‘organiseren’. Er zijn verschillende soorten kerkelijke structuren. Onze kerken staan wat dat betreft in een zekere historische traditie. Wij menen goede redenen te hebben om niet langer de Rooms-katholieke hiërarchische structuur te verkiezen, ook niet de vrij-evangelische vrijblijvende structuur e.d. maar wij staan in de traditie van de reformatie, en met name zijn van belang de inzichten van het Convent van Wesel (1568) en de Synode van Emden (1571) die grondleggend zijn geweest voor de opbouw van het kerkelijke leven van de kerken der reformatie in de Lage Landen bij de zee. De Afscheiding van 1834 was mede op dit punt duidelijk en noodzakelijk: de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk had in 1816 de DKO afgeschaft en in plaats daarvan een Reglement ingevoerd, waarbij de kerk tot een genootschap werd gemaakt en onder toezicht kwam van de staat middels het Ministerie van Eredienst. De Afscheiding keerde nadrukkelijk ook terug naar de Dordtse Kerkorde en bedoelde een reformatie, een terugkeer te bewerken naar de beginselen van de kerk der reformatie zoals die in ons Vaderland tot openbaring kwam.

*

Laat dit weinige voldoende zijn om met enkele pennenstreken te schetsen dat wij ergens vandaan komen en waarom we samen kerk zijn op de manier zoals we dat hebben vastgelegd in onze KO. In de brief die de kerkenraden ontvingen van de commissie die het Convent heeft voorbereid wordt aangegeven dat met name over twee onderwerpen de visies sterk (zijn gaan)  divergeren: de visie op de Schrift en de visie op de kerk. Hoe lezen we de Bijbel en wat is een kerk en een kerkverband? Dit lijken twee verschillende onderwerpen, maar ze hangen vervolgens wel zo met elkaar samen dat het een leidt tot het ander. Het is juist vanwege een ruimere manier van verstaan van de Schrift dat men ook behoefte heeft aan meer ruimte voor de eigen inzichten binnen het kerkverband. Anders gezegd: wanneer die nieuwe inzichten niet ineens zo sterk naar voren zouden komen, zou de manier waarop we samen kerk zijn niet onder druk zijn komen staan.

*

Er is dus een onderliggende oorzaak, en de daarbij behorende vraag is dus of er ruimte is in het kerkverband voor divergerende opvattingen en praktijken. En: wanneer is een grens bereikt in het gedogen van divergerende opvattingen en praktijken.

Ik noem als voorbeeld het afschaffen van de tweede kerkdienst. Dit kan op zichzelf genomen geen uiting genoemd worden van een grote honger naar het Woord van God in de gemeente en van het verlangen om de gehele rustdag als dag van de Heere te heiligen. Als zodanig is het een zorgwekkende ontwikkeling te noemen, in strijd met art. 64 KO dat waakt over de trouw van de gemeenten in de samenkomsten om God te eren op Zijn dag. Een classis zal hier met de betreffende gemeente over spreken in positief-aanmoedigende en in vermanende zin, maar gelet op de weerbarstige praktijk zich er ten slotte met verdriet bij neerleggen en het dus met pijn  gedogen. Naar mijn mening hoeft dit, hoe zorgwekkend ook, niet een breekpunt te zijn, al gaat er wel een signaal van uit.

Wanneer het gaat over de ambten en wie tot de ambten toegelaten kunnen worden, gaat het heel duidelijk over een zaak die de plaatselijke gemeente overstijgt. Ik begin met het ambt van de dienaren van het Woord. In ons kerkverband geldt dat dienaren weliswaar alleen toegelaten kunnen worden (via het classicale examen) wanneer zij aan een plaatselijke gemeente verbonden zijn, maar tegelijk worden zij toegelaten in het gehele kerkverband. Om die reden zijn de dep. Art. 49 verplicht aanwezig bij een dergelijk examen: zij vertegenwoordigen het gehele kerkverband en stemmen in met de toelating.

Om die reden is het eenvoudig onmogelijk om als plaatselijke gemeente te besluiten vrouwen toe te laten op de kansel, aangezien het kerkverband hiervoor geen ruimte ziet. De kerkenraden die dit toch doen of voorstaan, dienen zich te realiseren dat zij hiermee een positie innemen die hen buiten de orde plaatst. Mutatis mutandis geldt dit ook voor vrouwelijke ouderlingen en diakenen: kerkenraden die hiertoe zijn overgegaan ter wille van hun zorg voor de plaatselijke gemeente, plaatsen zich echter metterdaad buiten de orde van het gehele kerkverband. Ik heb nog niemand horen zeggen dat men het functioneren van de vrouwelijke ambtsdragers wil beperken tot uitsluitend de plaatselijke gemeente. Ze zijn ambtsdrager in volle rechten en plichten en moeten dus in principe ook door het gehele kerkverband geaccepteerd worden. En dat kan dus niet, volgens de geldende uitspraken van het kerkverband in dezen.

Ik ben het dan ook op dit punt oneens met de suggestie van prof. Selderhuis die heeft gesteld (Ambtelijk Contact 2023/03) dat classes e.d. het zouden moeten aanvaarden wanneer plaatselijke kerken vrouwelijke ambtsdragers zouden afvaardigen naar een meerdere vergadering. Hun afvaardiging is onterecht, en zelfs onrechtmatig, omdat de kerken zelf hiervoor geen ruimte bieden, sterker nog: de betreffende kerkenraden dienen vermaand te worden om hun divergerend beleid. Dit betekent dat een classis onmogelijk een afvaardiging kan aanvaarden waartegen haar eigen vermaan zich richt. M.i. ziet prof. Selderhuis dit over het hoofd.

Eerder heb ik betoogd dat dit vraagt om een aangepaste lastbrief en bij hardnekkig volharden in de ingeslagen weg dit betekent dat deze kerkenraden een status aparte in het kerkverband met beperkte bevoegdheden dienen te krijgen. Wanneer de betreffende kerkenraden niet willen terugkeren van de dwaling van hun weg en zich ook niet schikken naar de status aparte om op die manier binnen het kerkverband te kunnen blijven, dan dient de classis een niet-aangepaste lastbrief te weigeren. Deze bevoegdheid heeft de classis, zoals zij ook de bevoegdheid heeft om een gemeente toe te laten tot het kerkverband. Zoals een classis dient te beoordelen of een gemeente die aansluiting zoekt met de CGK, toegelaten kan worden, zo heeft zij ook de bevoegdheid om te beoordelen of een gemeente die zich niet langer conformeert aan het kerkverband, in het kerkverband kan blijven.

*

Hieronder wil ik -heel kort- enkele reflecties geven op de aan de kerkenraden voorgestelde denkrichting voor de toekomst van de CGK, te bespreken op het Convent van 20 april 2024.

De genoemde opties zijn:

a. Kerkstelsel handhaven

b. Kerkstelsel aanpassen

c. Kerkverband opheffen en samen opgaan in een ander kerkverband

d. Kerkverband ontvlechten.

Ik hoop dat alle kerkenraden het over twee dingen eens zullen zijn:

  1. dat optie a) principieel gezien de beste keuze is, om niet te zeggen de enige verantwoorde keuze.
  2. Dat we op de huidige manier niet verder kunnen.

Er moet dus iets gebeuren. Maar wat?

Voor mij valt optie b) af: ik acht het onjuist en onterecht dat de manier waarop we samen kerk zijn ter discussie gesteld moet worden. Het kan toch niet zo zijn dat kerken die zelf moeite hebben met het presbyteriale-synodale stelsel inclusief de bindende besluiten de kerken zouden opdringen dat dan het stelsel maar veranderd moet worden. Uitgangspunt moet zijn dat de kerken die op de klassieke wijze CGK – met handhaven van de bestaande orde dus – willen zijn, dat moeten kunnen voortzetten.

De opmerking in de uitnodiging voor het Convent dat er een oplossing gevonden moet worden voor de tegenstelling die er is ontstaan tussen de synodale besluitvorming en de besluitvorming van de bepaalde plaatselijke kerken waarbij iedereen het eens moet kunnen zijn bevat een onmogelijke opgave.  

In feite is dan optie B de enige richting die hier op ingaat. Maar daar zullen zij die de klassieke lijn blijven voorstaan niet in mee kunnen. Dat betekent dus dat wanneer de synode onverhoopt zou kiezen voor optie B zij geen plaats meer in haar midden gunt aan de klassieke CGK’s.

Optie c) is in één woord een illusie. Het is ook principieel onjuist om dit te presenteren als een oplossing om uit de huidige impasse te komen. Deze weg zou en moet alleen dan in gezamenlijkheid gegaan worden als de kerken -los van de huidige problematiek- hun bestaansrecht en bestaansreden niet meer met een goed geweten voor Gods Aangezicht kunnen legitimeren.

Optie d) is een pragmatische route die wellicht niet meer te vermijden is, maar dan nog te verkiezen is boven een snelle kerkscheuring met ernstige rafelranden en grote schade in de plaatselijke gemeenten, families en gezinnen. Er dient tijd gevonden te worden om zaken die we in gezamenlijkheid deden (TUA, zending en andere deputaatschappen) op een zorgvuldige wijzen te ontvlechten. Met als belangrijkste doelstelling dat de kerken die CGK zijn en willen blijven, bij elkaar blijven en de CGK rechtmatig voortzetten.

Laten wij ons verenigen in gezamenlijk gebed voor de kerken: herstel Uw wijnstok als weleer….

Februari 2024, ds. H. Korving

Meer artikelen