1. Is zo’n convent wel een goed idee?

De huidige situatie in onze kerken is zo ernstig dat het terecht is wat er in de brief van deputaten staat: ‘de Christelijke Gereformeerde Kerken zijn hard op weg om als kerkverband uiteen te vallen’. Alleen al om die reden is het goed als door middel van het convent er een duidelijk beeld ontstaat hoe onze kerken de toekomst voor zich zien. Het niet invullen van de enquête ter voorbereiding op het convent en/of het niet naar het convent gaan, is daarom in dit stadium onverstandig en helpt niet. Uiteraard is het welslagen van het convent ook afhankelijk van het concrete programma van die dag. Dat hebben deputaten nog niet bekendgemaakt.

2. Wat te denken van de eerste denkrichting (optie A): kerkstelsel handhaven?

Wanneer wij trouw willen blijven aan de Schrift, de daarop gegronde belijdenis en de daaruit voortvloeiende kerkorde is deze weg principieel de enige juiste keuze, die in lijn is met het synodale rapport kerk-zijn. De komende generale synode zal bij deze denkrichting geen andere mogelijkheid hebben dan uit te spreken dat we als kerken niet toestaan of gedogen van wat door onze kerken altijd is afgewezen op grond van de Schrift. Zo wordt de klassiek christelijk-gereformeerde lijn voortgezet.

3. Dus als deze denkrichting wordt gesteund, is er geen plaats meer voor kerken met vrouwelijke ambtsdragers?

Ja, dat klopt. Wanneer plaatselijke kerken zich niet willen voegen naar de geldende besluiten is het onontkoombaar dat deze kerken de consequenties trekken van de keuzes die ze plaatselijk willen maken. Dit betekent dat zij hun plaats in het kerkverband niet langer kunnen innemen, omdat zij die zelf onmogelijk maken. De komende generale synode zal dit ook heel duidelijk moeten besluiten. Uiteraard zullen deze kerken begeleid moeten worden om zich aan het kerkverband te kunnen onttrekken.   

4. Maar wat als ondanks een meerderheid voor deze denkrichting de generale synode straks toch niet een dergelijk besluit neemt?

Dat kan natuurlijk niet. Want zowel als er dan onverhoopt officieel ruimte zou worden geboden aan vrouwelijke ambtsdragers, óf dat concrete stappen ten opzichte van gemeenten met vrouwelijke ambtsdragers uitblijven, zullen de kerken onder ogen moeten zien dat dan de vierde door deputaten geopperde denkrichting (optie D) werkelijkheid wordt: ontvlechting van het kerkverband.     

5. Maar kunnen we dan niet beter ons kerkstelsel aanpassen (optie B)?

Dat is slechts een schijnoplossing. Een oplossing waarbij we elkaar loslaten op wezenlijke punten, is niet anders dan het relativeren van de gezamenlijke belijdenis waarop we staan, zoals ook het synodale rapport ’Kerk-zijn’ heeft verwoord. Dat kan dus niet. Het rapport ’Kerk-zijn’ heeft ook duidelijk uitgelegd dat het huidige presbyteriaal-synodaal stelsel het dichtste bij de Bijbelse gegevens ligt. Bij een ander kerkstelsel zijn kerken niet meer aanspreekbaar op afwijkingen in leer en leven. Zo wordt het kerkelijk samenleven te vrijblijvend. Dit is dan ook een breuk met het gereformeerde kerk-zijn.

6. Is het gezamenlijk aansluiting zoeken bij een ander kerkverband een begaanbare weg (optie C)?

Gezien de grote verdeeldheid in ons kerkverband zal er geen eenheid zijn over de vraag bij welk kerkverband we ons aansluiten. Tegen elk ander kerkverband leven zwaarwegende bezwaren in een deel van onze kerken. Een keuze zal hoogstens bij kleine meerderheid genomen worden en tegelijk betekenen dat de kerken ongecontroleerd uiteenvallen. Daarmee is deze weg feitelijk geen weg.

7. Maar kunnen we niet beter gelijk ons kerkverband ontvlechten (optie D)? Er wordt al zo lang gepraat en de verdeeldheid is schrikbarend.

Als kerken zijn we niet een bedrijf dat om bepaalde redenen ook kan worden opgesplitst in twee delen. Daarom blijft principieel gezien de éérste aangewezen weg om als kerken uit te spreken dat we in gezamenlijkheid in het klassiek-gereformeerde spoor van Schrift, belijdenis en kerkorde willen blijven gaan. Wanneer hiervoor onverhoopt geen meerderheid meer zou zijn, blijft deze denkrichting over om te gaan, zodat we als kerken ook zoveel mogelijk voor plaatselijke scheuren bewaard blijven. Hierbij is van belang dat we zorgvuldig datgene afbouwen en overdragen waarvoor we als kerken tot nu toe samen verantwoordelijkheid dragen, zoals onze Theologische Universiteit en zendingswerkers.

8. Maar wat als een plaatselijke kerkenraad geen geduld meer kan opbrengen?

Een voortijdig vertrek van bezwaarde gemeentes uit ons kerkverband maakt een ordelijke gemeenschappelijke ontvlechting onmogelijk. Het is en blijft daarom van groot belang is dat kerken die klassiek christelijk-gereformeerd willen blijven elkaar juist nu opzoeken en vasthouden. Laten we ook niet vergeten dat eigen individuele stappen generatielang veel pijn en verwarring veroorzaken bínnen gemeentes en bij anderen die geestelijke verwantschap ervaren. 

9. Nog één keer dan: welke denkrichting is volgens het CGB de begaanbare weg?

Dat is denkrichting A: kerkstelsel handhaven. Maar let op: wél in die zin dat we als kerken in het klassiek-gereformeerde spoor gaan en niet toestaan of gedogen van wat wordt afgewezen op grond van de Schrift. Mocht deze denkrichting om welke reden dan ook worden afgesneden, dan blijft dus alleen denkrichting D over die te dragen is: ontvlechting van het kerkverband. Denkrichting B (aanpassing kerkstelsel) en denkrichting C (gezamenlijk aansluiten bij ander kerkverband) zijn niet te dragen.

10. Maar toch even: is het echt zo erg als gemeenten binnen ons kerkverband vrouwelijke ambtsdragers accepteren? Dat hoef je toch zelf niet te doen?      

Dat laatste is zeker waar. Maar binnen ons kerkstelsel zijn we medeverantwoordelijk voor elkaar. Het thema ’vrouw en ambt’ is daarbij slechts één van de zaken waarop heel duidelijk een veranderde omgang met de Schrift aan het licht komt. Wie derhalve ruimte biedt aan gedogen, wordt een plurale kerk. Daarin is voor tegenstrijdige opvattingen evenveel ruimte. Dat is in strijd met het beginsel van de Afscheiding. In de ’verklaring van gevoelen’ die in juni 2021 aan de kerken is aangeboden, is ook duidelijk uiteengezet dat het ruimte bieden aan vrouwelijke ambtsdragers voortkomt uit een ander verstaan van de Schrift, waarbij naar onze diepe overtuiging geknaagd wordt aan het Schriftgezag. Daarom is de kern van het kerk-zijn in het geding. De kerk is immers te herkennen aan het Woord en het zich in alles te richten naar dat Woord (NGB artikel 29).

Meer artikelen