Jammer dat onze broeder Versluis de conclusie die hij trekt aan het slot van zijn artikel in De Wekker niet in de praktijk heeft gebracht. Inderdaad had hij beter een gebed kunnen plaatsen dan broeders op een suggestieve manier kritisch te benaderen. Als hij die vragen vooraf aan ons gesteld had, zou dat veel misverstanden hebben gescheeld. Zo suggereert hij dat wij de pijn niet voelen, zoals die gevoeld werd op de synode en dat wij haast willen maken met het vermanen. Als er iets is dat wij ervaren dan is het wel de pijn en verdriet over de zeer zorgwekkende ontwikkelingen binnen onze kerken. Wie had ooit kunnen vermoeden dat synodebesluiten zo openlijk worden genegeerd en terzijde gesteld? Daarmee wordt de ontbinding van ons presbyteriaal-synodaal ingeluid. Wie zou niet wenen? Wij dringen niet aan op haast, zoals door br. Versluis ten onrechte wordt gesuggereerd, maar wij roepen op gevolg te geven aan de synodale opdrachten en adviseren kerkenraden daarbij (om de kerkelijke weg te gaan). Dat is ook de reden van het bestaan van het Christelijk Gereformeerd Beraad. Voortdurende onhelderheid, onduidelijkheid en onzekerheid over de situatie waarin wij terecht gekomen zijn, is schadelijk voor ons kerkverband. Heel veel gemeenten hebben behoefte aan duidelijkheid en zijn diep verontrust dat steeds meer gemeenten synodale besluiten niet langer serieus nemen door een eigen koers te volgen. Het was passend geweest als dit eerste artikel in De Wekker na de besluiten van de generale synode (en de reacties van gemeenten die aankondigden daar niet naar te willen luisteren) een andere spits had.  

Wij komen ook niet verder met de zakelijke opmerking opmerkt: Als een classis in meerderheid niet wil vermanen, kan een gemeente toch langs kerkelijke weg bezwaar maken. Is dat niet een naïeve manier van wegkijken? Hier ligt nu juist het huidige probleem: meerdere gemeenten en zelfs een aantal classes houden zich niet aan kerkelijke uitspraken.  Moeten trouwe gemeenten in appel gaan met de gedachte dat men zich dan de volgende keer wel aan een kerkelijke uitspraak gaat houden? Het doet denken aan de ondergang van de Titanic: het orkest speelde nog door, terwijl het schip zonk. Wij blijven praten en procedures volgen en ondertussen valt ons kerkverband uiteen. Terwijl gemeenten en een classis weloverwogen breken met een van de fundamenten van ons kerkverband, meent de hoofdredacteur te moeten onderstrepen dat we nog een lang gesprek moeten voeren. Maar er zijn al vele intensieve en betrokken gesprekken gevoerd die helaas niet tot overeenstemming hebben geleid. Ondertussen woekert de eigenwilligheid voort. Niet voor niets wijst het rapport kerk-zijn een weg van meer dan gesprek alleen. Het gesprek zal moeten gaan over onze manier van kerk-zijn. Daarbij wordt maar één oplossing genoemd: dat alle kerken zich houden aan de geldende besluiten en de kerkelijke weg bewandelen. Wanneer wij dat spoor verlaten, worden handtekeningen onder het verbindingsformulier onwaarachtig en wordt het kerkverband gebroken.

Bovendien staat hierachter een inhoudelijke zaak. Als br. Versluis in verband met ‘de wijze van omgang met de Schrift’ opmerkt dat dit thema (vrouw en ambt) ‘niet het punt is waar alles aan hangt’, gaat hij te kort door de bocht. De lezing van dr. C.P. de Boer wijst in een helder betoog aan dat de wijze van uitleg waarmee voorstanders van de vrouw in het ambt dit menen te kunnen legitimeren wel degelijk raakt aan andere wezenlijke zaken als schepping, seksualiteit en zelfs uiteindelijk de verzoening. De omgang met de Schrift raakt het voornaamste kenmerk van de kerk (NGB art. 29). Ons kerk-zijn staat dus ook inhoudelijk op het spel.

Het is een eenzijdige manier van denken wanneer hij schrijft dat we ons moeten verootmoedigen, in plaats van naar de ander te wijzen. Inderdaad is dagelijkse verootmoediging aan de Troon der genade een wezenlijke trek van het geestelijke leven met de Heere, maar evenzo is het nodig dat de zonden aangewezen worden en vermaand wordt tot bekering. Sprak onze synode niet over zonde en redenen voor censuur over ambtsdragers? Je kunt niet blijven praten en de zonden voort laten woekeren die het fundament van ons kerkelijke leven aantasten en maken dat gemeenten zich in een classis onveilig voelen omdat er geen recht meer wordt gedaan. Dit is inderdaad ‘funest voor het onderling vertrouwen’. Maar er staat meer op het spel dan alleen vertrouwen. Ziet hij ook niet dat een toenemend aantal gemeenten overweegt vrouwen in het ambt te bevestigen? En dat terwijl degenen die ‘gewoon’ christelijk-gereformeerd willen blijven zich steeds meer afvragen of dat nog langer kan binnen ons kerkverband? Moeten wij ons straks verootmoedigen omdat wij te lang gepraat hebben zonder iets te zeggen?

Kortom, br. Versluis gaat te veel voorbij aan het negeren van het gereformeerde kerkrecht, het Schriftgezag dat in het geding is, en het mogelijke gevolg van het uiteenvallen van ons kerkelijk leven. Hij heeft gelijk als hij zegt dat het kerkrecht (alleen) de oplossing niet gaat brengen. Maar het kan ook niet zonder. Jezus Christus is de enige Koning van de kerk. Heeft Hij niet gezegd: uw ‘ja’ zij ja en uw ‘nee’ nee? Laat er dan zo’n ‘ja’ mogen klinken als antwoord op het Woord van de Koning van de kerk, op de belijdenis die op dat Woord gegrond is en op de kerkorde die daaruit voortvloeit.

Meer artikelen