Door God ingegeven.

De allerlaatste brief die we van Paulus kennen, schreef hij – als gevangene – aan zijn geestelijke zoon Timotheüs. Daarin roept hij hem op om vast te houden aan wat de apostel hem had geleerd. Timotheüs was vanaf zijn kindse dagen opgevoed bij de Schriften, die van het Oude Testament natuurlijk. “Die kunnen u wijs maken tot zaligheid!”, zo vervolgt Paulus, “door het geloof in Christus Jezus.” En nu de apostel toch over de heilige Schrift schrijft, voegt hij er aan toe, dat heel de Schrift door God is ingegeven. De woorden van de heilige Schrift hebben Goddelijk gezag. Leerzaam is om te lezen welke verklaring de reformator Joh. Calvijn van deze tekst [2 Tim. 3: 16] gaf: “Aangaande de Schrift – om haar autoriteit of aanzien te beschermen, zo zegt de apostel dat ze van God is ingegeven. De mensen behoren haar zonder enig tegenspreken aan te nemen met alle eerbied. Dit is het beginsel dat onze godsdienst onderscheidt van alle andere, namelijk, dat wij weten dat God met ons gesproken heeft. Wij weten het zeker, dat de profeten niet naar hun verstand gesproken hebben. Als instrumenten van de Heilige Geest hebben ze alleen maar verkondigd wat zij van Boven ontvangen hadden. Die dan in de Heilige Schrift wil toenemen die besluite allereerst bij zichzelf, dat de wet en profeten niet zijn gegeven als een leer van menselijk vernuft en wil, maar afkomstig van de Heilige Geest.

Alleen de Schrift en heel de Schrift

Laten we het als een groot wonder beschouwen dat de Heere Zijn Woord ons als een kostbare schat heeft gegeven. In zijn bekende stellingen in 1517 zei Luther er van: “De ware schat van de kerk is het heilig Evangelie van de heerlijkheid en genade van God.” We horen er immers de stem van God Zelf in. Eén van de uitgangspunten van de Reformatie was dat van het sola Scriptura, alleen de Schrift! Dat was natuurlijk bedoeld tegenover de leer van de Roomse kerk. Niet de traditie van de kerk, maar alleen de heilige Schrift is norm en bron voor geloof en leven. De eigenlijke Auteur van het Woord van God is de Heilige Geest, die daartoe heilige mensen Gods [2 Petr. 1: 21] in Zijn dienst nam. Ze dienden als Zijn instrumenten. Ook afgezien van het conflict met Rome is deze belijdenis van fundamenteel belang. We belijden dat de heilige Schrift de wil van God volkomen bevat, en dat al wat de mens moet geloven ter zaligheid, daarin genoegzaam wordt geleerd [NGB, art. 7]. Buiten deze Schrift behoeven we als bron en grondslag van de zaligheid niets (sola Scriptura). Maar niet minder erkennen we dat de gehéle Schrift Gods Woord is (tota Scriptura). De hele Schrift geldt als het gezaghebbende en onfeilbare Woord van God. “Al deze boeken alleen ontvangen wij voor heilig en canoniek (gezaghebbend), om ons geloof daarnaar te reguleren, daarop te gronden en daarmee te bevestigen; wij geloven zonder enige twijfel al wat daarin begrepen is” [NGB, art. 5].

De uitleg van de Schrift

Het heeft de Heere behaagd zondaren zalig te maken door de prediking van Zijn Woord. Door dat middel wil de Heere Zijn kerk bouwen en bewaren. De herders-en-leraars zijn als het ware de mond van God. Zij hebben de roeping het geopenbaarde Woord van God aan de gemeente uit te leggen en toe te passen. Daarin moet aan het geheel van de heilige Schrift worden recht gedaan. Het is niet altijd makkelijk om een goede en verantwoorde uitleg van het Woord van God te geven. De belangrijkste regel die bij de Schriftuitleg moet worden aangehouden is dat de Schrift haar eigen uitlegster is. Schrift met Schrift uitleggen dus. In de belijdenis van Westminster wordt dat als volgt gezegd: “Als er zich een kwestie voordoet inzake de ware en volle betekenis van de een of andere Schriftplaats, dan moet men die opsporen en leren kennen met behulp van andere plaatsen die meer duidelijk spreken.” Daarbij moet steeds worden bedacht dat de heilige Schrift verklaard moet worden als het Woord van God. Gezegd moet kunnen worden: “Alzo spreekt de Heere!”

Naar de regel van het geloof

Al vanaf de eerste eeuwen heeft de christelijke kerk de inhoud van haar geloof neergelegd in haar  belijdenissen. Zo belijden we met de apostolische geloofsbelijdenis God de Vader en God de Zoon en God de Heilige Geest. En met de belijdenis van Nicea de Godheid van Christus. Met de Nederlandse Geloofsbelijdenis erkennen we het gezag van de heilige Schrift, en met de Leerregels van Dordrecht de volharding der heiligen. De uitleg van de Schrift is in principe vrij, dat wil zeggen: ze is niet afhankelijk van allerlei menselijke voorwaarden en bedenksels. Ze is alleen gebonden  aan het Woord van God Zelf. En daarmee dus aan het belijden van de kerk, ook wel genoemd: de regel van het geloof. Welbeschouwd is dat niet anders dan wat Paulus aan Titus schrijft, als hij verwijst naar ‘de leer’: “… die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij machtig zij, beide om te vermanen door de gezonde leer, en om de tegensprekers te weerleggen.” [Titus 1: 9; zie ook 1 Tim. 6: 3]. Ten diepste is de enige maatstaf voor de uitleg van Gods Woord dat Woord zelf. Maar dat is tegelijkertijd in overeenstemming met de belijdenisgeschriften. Zolang de kerken niet op deugdelijke gronden hebben aangetoond dat een passage van de confessie niet met de Schrift overeenkomt, houden we de inhoud van de belijdenis voor vast en bondig.

Hermeneutiek

In de theologie wordt een onderscheid gemaakt tussen exegese (uitleg) en hermeneutiek. Wat betekent dat laatste? We verstaan daaronder: de regels die gelden bij de uitleg van de Bijbeltekst. Een aantal daarvan hebben we al genoemd. Bijvoorbeeld de belijdenis van de heilige Schrift als het Woord van God, en de erkenning dat de Schrift haar eigen uitlegster is. Maar hierbij valt ook te denken aan het feit dat de Bijbel in andere tijden is geschreven dan de onze, en de constatering dat er in Gods Woord allerlei verschillende literaire vormen en genres worden gehanteerd. Het zijn hulpmiddelen voor de uitleg. In die zin is het hanteren van deze sleutels zinvol en dienstbaar aan een verantwoorde uitleg. Anders wordt het wanneer er regels worden toegepast die de Schrift niet in haar waarde laten. Dat is het geval wanneer bepaalde Schriftwoorden benaderd worden als tijdgebonden. Of als eigentijdse inzichten worden ingedragen in het spreken van de Schrift. Een dergelijke andere benadering is niet denkbeeldig. Voorbeeld: denk aan de berucht geworden uitspraak van prof. H.M. Kuitert: “Alle spreken over Boven komt van beneden.”

De actualiteit

De discussie in onze kerken rond het thema ambt en vrouw dateert al van half de jaren tachtig. Via de kerkelijke vergaderingen is deze aangelegenheid op de tafel van de generale synode terecht gekomen. In 2001 sprak de synode na een diepgaande studie uit dat de eeuwenoude praktijk, namelijk dat de ambten voorbehouden zijn aan de man, overeenkomstig het Woord van God is. Ondanks deze duidelijke uitspraak hebben plaatselijke (samenwerkings)gemeenten recent toch zusters van de gemeente bevestigd in het ambt. De huidige generale synode zal hierover (opnieuw) een uitspraak moeten doen. In de huidige gedachtewisseling ter synode komen argumenten naar voren die ontleend zijn aan de zogenaamde nieuwe hermeneutiek. Zoals bijvoorbeeld dat de positie van vrouwen in de kerk vandaag ervaren wordt als onderdrukkend. Als de apostel Paulus de zusters aanzegt om te zwijgen in de gemeente [1 Kor. 14: 35 en 1 Tim. 2: 11-12] zou dat strijden dat met ons hedendaagse rechtsgevoel. Daarom kan dit verbod nu niet meer geldend zijn. Aldus meningen binnen onze kerken, geformuleerd in synodale rapporten. Hier openbaart zich een fundamenteel verschil van opvatting aangaande het gezag van de Schrift en (op grond daarvan) de belijdenis van de kerk. Wij menen dat dit zo ernstig is, dat we moeten spreken van een crisis. In onze kerken lezen, verstaan en exegetiseren we de heilige Schrift dus niet meer gezamenlijk op dezelfde manier als tot voor kort het geval was.  

Macrostructuren

Met dit moeilijke woord wordt in de theologie bedoeld: de grote lijnen en belangrijkste thema’s in de heilige Schrift. Die zijn er! Zoals bijvoorbeeld: de genade voor zondaren, het geloof in Christus, de liefde tot God en de naaste, etc. De geboden en de beloften van de Heere hebben allemaal op enige wijze te maken met die zogenaamde macrostructuren. Daarvan een voorbeeld. We worden opgeroepen om “de onderlinge bijeenkomst niet na te laten.” [Hebr. 10: 25]. De reden? Door de verkondiging van het Evangelie in die bijeenkomsten wil de Heere het geloof werken, en ook wordt daar de gemeenschap der heiligen en de liefde tot de naaste beoefend. De specifieke geboden staan dus in verband met de grote thema’s van de Bijbel, hier: de zaligmakende genade door Christus. Maar dat betekent niet dat allerlei concrete vermaningen uitgespeeld mogen worden tegen die grote lijnen. En dat gebeurt nu in de zogenaamde nieuwe hermeneutiek. Toegepast op het thema vrouw en ambt: er wordt verwezen naar Paulus’ woorden dat in Christus is man noch vrouw [Gal. 3: 28]. Dat is inderdaad een grote lijn. Wie tot Gods volk behoort, is niet meer of minder dan de ander. Allen zijn op gelijke wijze één in Christus. Wat gebeurt er nu in de zogenaamde nieuwe hermeneutiek? Met een verwijzing naar dit woord van Paulus legt men de concrete boodschap in de zogenaamde zwijgteksten [zie hiervóór] het zwijgen op. De praktijk laat zien dat deze manier van ‘uitleg’ van de Schrift ook wordt toegepast op andere aspecten van het christelijk geloof: op huwelijk en seksualiteit, etc.

De historische schepping

De Bijbel begint met een beschrijving van de schepping. Als een historische werkelijkheid, een feitelijk gebeuren. Op andere plaatsen in de Bijbel wordt op gelijke wijze over de schepping gesproken. Neem wat de Heere Zelf zegt in het vierde gebod: “in zes dagen heeft de Heere de hemel en de aarde gemaakt.” Even daarvóór: “zes dagen zult gij arbeiden…” Het is wel duidelijk dat met dit laatste onze gewone dagen van 24 uren worden bedoeld. Maar daarom toch ook van de dagen in de schepping… [Exodus 20: 11 en 9]. Blijven er dan rond ‘schepping’ geen vragen over? Ongetwijfeld. Maar het gaat erom of we willen buigen onder het duidelijke spreken van het Woord van God. Wie onder invloed van het evolutiedenken vragen stelt bij de historiciteit van de schepping kan ook de feitelijkheid van de zondeval niet meer staande houden. Op dat hellende vlak zullen ook de ernst van de zonde en het wonder van de verlossing op losse schroeven komen te staan. En nog veel meer!

Ook met je verstand

Regelmatig klinkt het verwijt dat de ouderwetse opvatting aangaande de heilige Schrift veel te verstandelijk is. Natuurlijk is er dat gevaar. Komen we ook in de Bijbel niet de valkuil van een puur verstandelijke instemming met de waarheid van de Bijbel tegen, doorgaans aangeduid als een historisch geloof? “De duivelen geloven ook, en zij sidderen…” [Jak. 2: 19]. Dan zit het geloof een voet te hoog. Een waarschuwing daartegen – akkoord! Maar opmerkelijk is het dat wie afstand willen nemen van die ouderwets opvatting, zelf even snel in die valkuil terecht komen. Zo wordt wel vastgehouden aan het historische feit van de opstanding van Christus. Maar andere wonderlijke feiten in de Bijbel zouden niet per se feitelijk zijn (de ezel van Bileam, de vis van Jona, etc.). Is dat een niet even ‘verstandelijke’ redenering? Wat volgens de natuurwetenschap niet klopt, wordt betwijfeld. Echter, van ons wordt gevraagd om de heilige Schrift gehoorzaam en eerbiedig te lezen. God Zelf spreekt daarin tot ons! De Heere roept ons op om naar Zijn Woord in liefde tot Hem te luisteren, dat is: met heel ons hart, met heel onze ziel, met heel onze kracht en met heel ons verstand. Deze laatste functie hoort er dus wel degelijk bij, al staat dat niet vooraan.

Verwarring

Met welk doel hebben wij de heilige Schrift ontvangen? Het is opdat wij God en Christus in het geloof kennen en door het werk van Gods Geest uit Hem leven. Bij dat leven hoort de levenslange vraag: “Heere, wat wilt U dat ik doen zal?” We hebben het Woord van God ontvangen, als een betrouwbaar kompas. “Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad.” [Psalm 119: 105]. Petrus schreef het heel duidelijk: “Wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel dat gij daarop acht hebt, als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de Morgenster opga in uw harten. Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging. Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, door de Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken.” [2 Petr. 1: 19-21]. Het is zeer te vrezen dat allerlei ideeën waarbij het gezag van Gods Woord ter discussie staat jongeren en ouderen in verwarring brengen. Waar de vastheid van Gods Woord wordt aangetast, blijven slechts beweeglijke woorden van menselijke wijsheid over [1 Kor. 2: 4]. Daarmee is de gemeente van Christus niet gediend.

Bewaar ons, Heere, bij Uw Woord!

Volgend jaar zal onze generale synode zich verder bezinnen op het onderwerp vrouw en ambt en daarover naar alle waarschijnlijkheid een uitspraak doen. We hopen en bidden van harte dat het een beslissing zal zijn overeenkomstig het heldere spreken van de Bijbel hierover. Wanneer het anders zal zijn, zou dat op minstens twee manieren kunnen zijn. Of groen licht voor de vrouw in het ambt, of een groeiende praktijk gedogen. In beide gevallen zijn de gevolgen ernstig. Het zal immers betekenen dat onze breedste vergadering toestemming geeft om af te wijken van wat de Heere ons in Zijn Woord zegt. Daarmee zullen onze kerken niet meer staan op de grondslag van Schrift en belijdenis. Dan hebben we ook geen bestaansrecht meer om afgescheiden kerk te zijn. Waarom zijn we dan nog christelijk gereformeerd? Ons gebed is, met een lied van Luther: “Bewaar ons, Heere, bij Uw Woord!”

Meer artikelen